Het noorden van ons land kent veel pingoruïnes. Het zijn sporen uit de ijstijd, die de laatste tijd in de belangstelling staan van onderzoek.
‘Pingo’ is Inuit voor ‘heuvel die groeit’. Pingo’s ontstonden 73.000 tot 14.700 jaar geleden op een zwakke plek in de bevroren grond. Kwelwater werd omhoog gedrukt en bevroor. Dat vormde zich tot een ijsbal, die steeds verder groeide en de grond omhoog drukte; er ontstond een heuvel. Een dergelijke heuvel kon wel zestig meter hoog worden, er dat gebeurde vaak blijkbaar in een relatief korte tijd, gezien het feit dat de Inuit er deze specifieke naam aan gaven.
IJsbal
Met de laatste ijstijd smolt het ijs en daarmee dus ook de ‘ijsbal’ in de heuvel. Wat restte was een soort krater: een pingoruïne. Met de hogere temperaturen steeg ook de zeespiegel, en dus ook de grondwaterstand, en de kraters werden meertjes en vennetjes. Veel meren groeiden in de loop van de eeuwen dicht en vormden laagveen, dat vanaf de middeleeuwen werd gebruikt voor turfwinning. Waarom Noord-Nederland relatief veel pingoruïnes kent is nog bron van onderzoek.
Turfwinning
Bart Koops (24) is recent afgestudeerd als landschapshistoricus aan de RuG op een onderzoek naar het gebruik van pingoruïnes in de vorige eeuw. Hij heeft vooral gekeken naar de manier waarop de bevolking sinds 1900 met de ruïnes is omgegaan.
Tot aan de Tweede Wereldoorlog bleven de pingoruïnes vaak belangrijk voor turfwinning, open water ruïnes waren drink- en wasplaatsen voor het veen. Toen turf werd vervangen door aardgas en steenkool werden de ruïnes verwaarloosd, bij ruilverkaveling werden de meertjes dichtgestort omdat ze als lastig werden ervaren voor de intensieve landbouw. Andere werden volledig uitgegraven en volgestort met zand of afval en als akkerland gebruikt. Weer andere zijn met een laag zand bedekt en werden gebruikt als wei-, hooi- of akkerland.
Postzegelmoerasbosjes
Postzegelmoerasbosjes zijn er ook. Dit zijn ruïnes waar niet meer na omgekeken werd na de turfwinning. Ze groeiden langzaam dicht. Dankzij de goed zichtbare veenputten zijn ze cultuurhistorisch bijzonder waardevol.
Jaren zestig en tachtig
Vanaf de jaren zestig werden open water pingo’s populair voor recreatieve doeleinden zoals vissen, varen en zwemmen en in de winter schaatsen. Helaas worden ze ook wel gebruikt als afvaldumpplaats, vooral als er bomen en bosjes omheen staan.
Sinds de jaren tachtig werden pingoruïnes ook gezien als ecologisch waardevolle gebieden. ‘Verlande’ ruïnes worden uitgegraven voor meer biodiversiteit.